Sint-Truiden heeft heel wat verdwenen of niet-toegankelijke monumenten. We zochten er enkele bij mekaar om u toch even te laten genieten van wat was of is en dat u niet mag of kan zien!

De Commanderij van Bernissem (of Bernshem) bij St-Truiden gelegen aan de Kommanderijstraat was een commanderij van de Duitse Orde onderhorig aan de landcommanderij van Alden Biesen. In de volksmond spreekt men van “Bjansem winning” van de Teutoonse Orde, niet te verwarren met de Gebrande Winning aan de Zepperenweg.

In 1237 ontving de Duitse Orde een stuk land in Sint-Truiden waarop reeds een huis en de kapel van Bernissem gebouwd waren. In 1259 trokken de ridders van Bernissem zich echter al om veiligheidsredenen terug binnen de muren van de stad Sint-Truiden en bouwden er een nieuw klooster. Maar 40 jaar later keerden zij terug naar Bernissem

Deze commanderij van toen, een complex dat macht, pracht en praal uitstraalde, is ondertussen omgevormd tot landbouwuitbating omringd door landerijen. Er was zelfs ooit een suikerfabriek gevestigd. Buiten de kern van het poortgebouw met pachterswoning bleef van het gebouwencomplex van de Duitse Orde niets bewaard aangezien de commanderij in de 18e eeuw verbouwd werd in classicistische stijl. Daarbij verdwenen de kapel en het verblijf van de ordebroeders met zijn zes torens en het paviljoen van de commandeur uit 1660. Eveneens sneuvelden de vroegere stallen en de schuur van het neerhof. De nog resterende gebouwen bestaan uit een semi-gesloten hoeve, een wachthuis en een kapel die tot woning omgevormd werd. Als je op de expresweg van Hasselt naar Sint-Truiden rijdt, zie je rechts nog het poortgebouw uit de 17de eeuw, op de tekening uiterst links.

 

 

 

Desuikerfabriek van Bernissem werd in de tweede helft van de 19de eeuw opgericht, maar werd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gesloten. De gebouwen zijn afgebroken maar de terreinen zijn vervuild. OVAM zal de grond tot op een diepte van 70 cm afgraven. Er wordt dan een dikke folie aangebracht en nadien kan het terrein weer opgevuld worden en in de oorspronkelijke staat hersteld worden. Dat zou een werk voor dit jaar moeten zijn.

Zoals alle edellieden, hadden de commandeurs ook een molen. Die lag op de Molenbeek (de Melsterbeek nu) op de grens tussen Kommanderijstraat en Keelstraat nabij de waterbuffering van die Melsterbeek. Molens, brouwerijen, stokerijen waren, naast de pachtgronden ook een belangrijke bron van inkomsten voor de ridders van de Teutoonse orde en later van de adellijke families die er resideerden.

 

De watermolen van Bernissem werd alleszins gebouwd voor 1421. Het was een korenwatermolen die in 1840 op het kadaster beschreven wordt als een “veeleer kleine waterkoornmolen, ligt nogal afgelegen en verwerkt vooral rogge”. Dat was trouwens niet de enige watermolen op de Molen(Melster)beek: in Zepperen aan de Driesstraat was er nog eentje die zou dateren van 1232 en waarover het kadaster in 1840 schreef dat “de molen genoeg te doen heeft, maer bij gebrek aan water is hij omtrent twee maenden ‘sjaers in stilstand.”

De Bernissemmolen was in 1844 eigendom van Felix Loyaerts, burgemeester van Zepperen en in 1850 erfde Lambertus Loyaerts, rentenier in Zepperen, het gebouw. Die verkocht het in 1858 aan Charles de Pitteurs Hiegaerts, toen burgemeester van Zepperen die het in 1895 verkocht aan Jan Govaerts-Lemmens, winkelier in Sint-Truiden. In 1913 ontmantelde de weduwe van Jan Govaerts de molen, maar het gebouw staat er nog steeds.