Hoe vierde men vroeger kerst? Herinneringen aan kerstmissen uit de jaren ’50 en ’60. Kerstmis was vroeger voor ons een echt feest! Met z’n allen naar de nachtmis, De kerk zat altijd bomvol! En dan aan het einde van de mis mochten we alle kerstliedjes meezingen! Heerlijk vonden we dat! Daarna keerden we huiswaarts voor het kerstontbijt midden in de nacht. En natuurlijk met mooie kerstmuziek op, voor mij het hoogtepunt van de hele kerstperiode. Natuurlijk maakten wij een mooie kerststal door onze poppen te verkleden en in de stal te zetten! Zalig Kerstmis!
Kerst is mijn onhandige vader die ieder jaar van schors en crêpepapier een kerststalletje bouwde, waarin wij de van papier en houtwol bevrijde beeldjes voorzichtig een plek gaven. Een noot zuiver uit de mond krijgen, kon niemand bij ons, maar op Kerstavond zongen we voluit ‘Nu zijt wellekome’ en met nog meer uithalen ‘Gloria in Excelsis Deo’.
Het kerstdiner bestond uit gebraden kip, voorafgegaan door groentesoep, vergezeld van appelmoes en opgevolgd door griesmeelpudding met rozijnen en stukjes sukade. Die keer dat er konijn op het programma stond, ging de hele dag een lichte siddering van verwachting door ons huis. Het hoogtepunt van het kerstgebeuren zou ik bijna nog vergeten. ‘s Nachts in het pikkedonker naar de kerk voor een plechtige nachtmis.
Midden in de nacht door de kou heen en weer naar de kerk. Door je wimpers naar de brandende kaarsen kijken. Thuis lekker ontbijten. En daarna nog even het koude, later lekker warm geworden, bedje in.
In de kerstnacht gingen we, met onze mooie kerstkleren aan naar de kerk: alle kersttakken met kaarsjes, en zoveel mensen, het kerstverhaal dat werd verteld.
Moeder bleef thuis om op de jongsten te passen terwijl ze ondertussen achter het fornuis in de woonkeuken de kersttafel voorbereidde. De gezamenlijke wandeltocht voerde over pikdonkere zandpaden en halfverharde wegen naar de kerkt.
Meestal vroor het en soms lag er sneeuw. De plechtige hoogmis begon precies om 24.00 uur. De pastoor ging voor en hield met opgeheven vinger zijn kerstpreek. Een dirigent zorgde voor samenzang dat meestal begon met het ‘Nu zijt wellekome’. De parochianen, die verplicht en met een nuchtere maag waren opgekomen, gingen ter communie, terwijl intussen ‘De herdertjes lagen bij nachte’ door de kerk galmde. Na de zegen ‘Gaat U allen heen in vrede’, stroomde de kerk leeg.
Een echte boom – veel te groot! -waarvoor in een piepklein huis met toch een plaats werd gevonden.
’s Ochtends werd je wakker van allerlei heerlijke geuren die opstegen uit de keuken, je moeder was al uren bezig met allerlei lekkernijen te bakken en te koken. Snel kwam je uit bed en ging je haar helpen.
s Avonds ging je dan natuurlijk naar de kerk. Die kerkdienst leek dan eeuwenlang te duren, maar je wist dat het waard was. Thuis stond er na de kerk dan een echt feestmaal op de tafel. Dat was echt genieten.
Op het dressoir werd de kerststal met alle mooie beelden neergezet en op de rand van het dressoir stonden een heleboel rode kandelaartjes met witte kaarsjes erin. ’s Avonds na het eten werden alle kaarsjes aangestoken en zaten we met zijn allen bij de stal en zongen kerstliedjes. Ik herinner me nog de mooie gloed van het kaarslicht en de toch wel gewijde sfeer als we aan het zingen waren. We gingen natuurlijk naar de Kerk en toen we wat groter waren gingen we naar de nachtmis. Dat was wel heel mooi en vooral dat het dan zo laat was vonden we heel spannend.