Toegegeven, de titel is een zeer strenge beoordeling van Nieuwerkerken, maar het zijn de feiten, zeker in de tijd voor de Franse Revolutie. In Nieuwerkerken was er geen lokaal bestuur en het dorp had een nogal vaag statuut, met andere woorden, het was niet steeds duidelijk wie er de lakens uitdeelde, ideaal voor het schorremorrie dat elders niet welkom was of in de cel vloog!

hDe eerste vermelding van Nieuwerkerken dateert uit 1139, en toen heette het dorp -hoe kan het anders- Nova Ecclesia, letterlijk “nieuwe kerk”. Nieuwerkerken, waarvan de kern belangrijk kleiner was dan tegenwoordig, had een onduidelijke juridische status. Het grootste deel van het dorp was afhankelijk van de heerlijkheid Attenhoven, en die lag in Brabant, maar 2-42een leen was van het Sint-Lambertuskapittel te Luik. Juridisch viel het onder de schepenbank van Gorsem. In feite was de situatie dermate gecompliceerd, dat er geen eigenlijke autoriteit bestond en men gemakkelijk asielrecht verleende aan individuen die elders strafrechtelijk werden vervolgd. Deze situatie duurde voort tot 1785. Toen de Ferrariskaart getekend werd, was wde naam nog Nawerkerck, en dat sluit beter aan bij de dialectnaam “Naarkerke” vanvandaag.

Twee gehuchten
Het gehucht Tichelrij, de naam verwijst naar de vervaardiging van tegels (Limburgs: tichel), nam ongeveer 80 procent van het huidige grondgebied in en vormde een Loonse heerlijkheid met een eigen schepenbank naar Loons recht. Schelfheide (in het noordwesten). Een tweede gehucht was Schelfheide. Vroeger vormde het een zelfstandige heerlijkheid, die van 1540 af, samen met Gorsem, ging behoren tot het Graafschap Duras. In 1795 werd Schelfhout bij de toen gevormde gemeente Gorsem gevoegd. Het was echter een exclave, die onder meer door Metsteren van het grondgebied van Gorsem gescheiden was. Daarom werd deze enclave in 1954 bij de gemeente Nieuwerkerken gevoegd.

1-68Het kasteel was geen kasteel
Het kasteel van Nieuwerkerken was in feite geen kasteel maar wel een erg sjieke hoeve. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat Nieuwerkerken ook geen adellijke heer had die in een kasteel hoorde te wonen. Maar het “kasteel” is wel de meest imponerende hoeve van de gemeente. Even hebben er toch nog adellijke dames op gewoond. Toen de nonnen van “Nonnen Mielen” in Sint-Truiden verjaagd werden tijdens de Franse periode, kwamen ze terecht in Nieuwerkerken tijdens de “beloken tijd”, de periode dat het geloof niet publiek beleden mocht worden tenzij de luiken dicht deed (beluiken, beloken). Binnenshuis is nog merkbaar waar de kapel was en de 2-42laatst overlevende abdis werd hier begraven. Hun bezittingen, kelk, gewaden en het kostbare schrijn van Christina de Wonderbare, werden in 1836 overgedragen aan de Redemptoristen die toen op de Truiense Stenaertberg verbleven. Het is pas nadat de nonnen uit Nieuwerkerken vertrokken waren, dat er edel bloed op het kasteel kwam wonen.

Maaslandse renaissance
Het kasteel werd b-6in 1648 gebouwd in Maaslandse renaissance. Het is een gesloten omgrachte hoeve uit in de 17de en de 18de eeuw. Het is oorspronkelijk geen waterhoeve en de sporen van de grachten zijn nog zichtbaar aan de voorzijde. De binnenplaats van de hoeve kan je via een brug, vroeger een ophaalbrug, nu een stabiele stenen brug, betreden door een hoog poortgebouw met duiventil aan de zuidzijde. We vinden twee data terug in het gebouw: 1648 op een stal in de noordzijde en 1734 op een schuur in de oostvleugel.

Speciaal is ook de rechthoekige bakstenen kapel uit de eerste helft van de 18de eeuw, gelegen aan de oprijlaan. Gebouwd voor de gevluchte nonnen uit Sint-Truiden? De vijver die bij het complex hoort is een vroeg voorbeeld van herbestemming: het was de groeve waaruit de klei werd gehaald om de bakstenen te maken voor de bouw van het complex. En zo’n vijver was een plek van vertier en … verse vis.

c-4

 

 

 

 

f-2 e-3