Een bovenslagmolen wordt vooral toegepast op beekjes met weinig water maar een voldoende verval. Want om de kracht van het water optimaal te benutten wordt een beekje met een goot omgeleid om het zo boven op het rad te laten stromen. Soms wordt er voor de molen ook nog een wijer of molenvijver aangelegd, een soort stuwmeer, zodat er minder snel watertekort ontstaat bij het malen. En dat gebeurde nogal eens, lezen we in een document uit 1569.
Een voorbeeld van een bovenslagmolen is de Nerummolen van Montenaken, nog behoorlijk volledig maar niet werkend. Het water is trouwens omgeleid gezien de vele overstromingen. De Nerummolen fungeerde als korenmolen en is een onderdeel van de Nerumhoeve. De molen zou er al staan in 1434: van die tijd dateert een oorkonde van de Meier en de laten van het Hof van Ordingen en spreekt men van de verkoop van een stuk land “te Nerem aan de molen bij de beek”. Uit 1555 stamt een document dat vermeldt dat hoeve en molen toebehoorden aan de Abdij Mariënlof van Kerniel. De Kruisheren van die abdij verkochten hoeve, molen en toebehoren in 1624 aan de Commanderij van de Duitse Orde te Ordingen ‘super molendinum Ordinis Teutonii situm in Nerim sub jurisdictione de Montenaken”. Die bleef in het bezit van het goed tot 1795 toen de Fransen de kerkelijke bezittingen verbeurd verklaarden en het verkochten aan een particulier.
Behoorlijk intact
Op 27 juni 1569 werd over deze molen de volgende ordonnantie uitgevaardigd door de “Schepenen der banke en heerlijkheid Niel”. ‘…dat het water ter molen te Nijel comende niet en mag opgehalden worden van nijemande noch tot Nerem, dan ’t saterdaege snoens tot sondagh snoens.”
Vanaf 1782 pachtte Jan Beyns, getrouwd met de molenaarsdochter, de molen en werd ook eigenaar tijdens de Franse overheersing. De familie Beyns bleef eigenaar tot in 1887 toen ze verkocht werd aan Julius Beauduin uit Jeuk die een stoommachine in de molen plaatste. De inrichting van de molen is nog volledig met metalen bovenslagrad en drie maalstoelen en werd in 1987 geklasseerd, als monument en dorpsgezicht.
Mooier landschap vind je niet
Hoeve en molen vormen een indrukwekkend geheel, liggen in een gaaf bewaard landschap. Een oprijlaan brengt je van de Gemeentestraat naar de gebouwen: een gesloten hoeve met gedeeltelijk geplaveid erf. De hoeve had een monumentale inrijpoort met duiventoren met 1787 op de sluitsteen boven de poort staan. De Molenbeek stroomde onder de inrijpoort door, die helaas gesloopt is na een instorting.
Jef Beyns bouwde kapel
In de Gemeentestraat, bij de dreef naar de ‘hoeve van Nerem’, werd in 1839 een oorspronkelijk prachtige kapel gebouwd. Twee monumentale lindebomen flankeren de kapel en aan hun omvang te zien, stammen zij vermoedelijk uit de periode van de bouw van de kapel. De kapel is gesticht door Josephus Beyns en zijn tweede vrouw M.C. Dubois, die destijds de nabijgelegen hoeve bewoonden. Josephus was sinds de confiscatie van de bezittingen van de Commanderij van Ordingen tijdens de Franse Revolutie ook de eerste nieuwe eigenaar van de hoeve van Nerem.
De kapel is een typisch rechthoekig gebouw met driezijdige koorsluiting en opgetrokken in streekeigen baksteen. Vandaag de dag ligt dit sinds 1987 door Monumenten en Landschappen beschermd monument er bijzonder triest en verlaten bij. De tand des tijds heeft hier lelijk huisgehouden. Ook plunderaars en vandalen lieten zich niet onbetuigd. Als klap op de vuurpijl werd er een aartslelijke elektriciteitscabine tegen de zuidgevel van de kapel aangebouwd. Wie doet zoiets? Fluvius?
Hoelang zal de kapel nog blijven staan?
In 1995 heeft de nieuwe eigenaar noodgedwongen de hele inboedel uit de kapel gehaald en veilig opgeborgen om het te behoeden tegen verdere plunderingen en vandalenstreken. Nietsontziende plunderaars, of moeten we zeggen vandalen, brachten immers vaker een ongewenst bezoek aan de kapel. De altaarsteen werd uit het altaar verwijderd en stukgeslagen en andere baldadigheden en diefstallen noopten hem tot deze drastische maatregel.