Sint-Niklaas, Sint-Nicolaas, Sinterklaas, Goedheiligman, Santa Claus, er zijn weinig mensen die met zoveel namen door het leven gaan. Morgenavond en -nacht is het weer zover: dan hij rijdt met zijn schimmel over de daken en deponeert speelgoed en snoep door de schoorsteen. Een grote kunst, zeker met al die aardgasverwarming
Bijna overal ter wereld is hij bekend, met zijn rode mijter of puntmuts met belletje, op zijn paard of in zijn slede, de eerbiedwaardige kindervriend die ofwel uit het hoge noorden of het lage zuiden komt. Die van ons komt uit Spanje. Met de stoomboot!
Maar weten we nog hoe dit, nu commerciële, gedrocht tot bij ons gekomen is?
Historische figuur
Sint Niklaas heeft bestaan. Hij was bisschop in Myra (Turkije) en stierf op 6 december 340, ongeveer. 200 jaar na zijn dood ontstonden een aantal legendes. De Sint zou drie vermoorde jongetjes uit een pekelbad gered hebben. De Sint zou in het huis van een arme edelman geld rondgestrooid hebben zodat zijn dochters niet in de prostitutie moesten en konden trouwen. En meteen hebben we de twee fronten waar de Sint zich voor verdienstelijk maakte.
Wodan
Sinterklaas werd door de missionarissen, die ons in de middeleeuwen kwamen kerstenen, een beetje misbruikt. Om het christendom makkelijker ingang te doen vinden, vervingen deze monniken heidense goden door katholieke heiligen. En de vergelijking tussen de Sint en Wodan is opmerkelijk. Wodan was een oude, strenge en wijze vaderfiguur, had een lange witte baard en droeg een mantel en reed met zijn grote speer op een prachtig wit paard, een schimmel, waarmee hij door de lucht kon vliegen en over daken lopen
Goedheiligman
Deze naam komt in feite van het oud-Nederlands “goet hylik man” en dat betekende “goed huwelijks man”. Het was het moment dat verliefden mekaar speculaas mannen en vrouwen (vrijers) gaven, en als die aanvaard werden, was er hoop op liefde! Sint-Niklaas was dus de man die zorgde voor een goed huwelijk via zijn mikkemannen en speculaas.
Kindervriend
Sinds de 13de eeuw is de viering van Sint-Niklaas in Europa algemeen en wordt hij de meest aanbeden heilige als beschermer van de scholieren, de huwbare jeugd, kooplieden, zeelieden en reizigers. In de middeleeuwen koos men op 6 december uit de arme kinderen een jongen tot kinderbisschop. Die kregen tot 28 december (feest van de onnozele kinderen) voedsel en geschenken, onder andere schoenen. De overige kinderen kregen ee cent en een vrije dag om feest te vieren. Maar op welk terrein de Sint ook werkzaam was, hij was onzichtbaar, kwam lijfelijk niet n het stuk voor.
Pas rond 1845 begon zijn openbaar leven. De Nederlandse onderwijzer Jan Schenkman (1806-1863) heeft toen in zijn bekende prentboek “Sint-Nicolaas en zijn knecht” gestalte gegeven aan de figuur die morgenavond over de daken dwaalt. En hij beschrijft de Sint net als Wodan, maar met een staf en een mijter. Hij bracht ook Zwarte Piet tot leven, de figuur die nu zo gecontesteerd wordt wegens te “zwart”. Zijn boek begint met “Zie, ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan”. Klinkt ons bekend in de oren. Dat hij met een stoomboot komt, zal te maken hebben met de tijd van toen, toen de stoomboot het meest moderne transportmiddel was. En waarom deze Turk uit Spanje kwam, dat mag Joost weten. In oude Sinterklaasliedjes zingt men dat de man “van heel ver komt” op er lekkernijen op te halen. En onze Amsterdamse onderwijzer zal Spanje al een heel ver land gevonden hebben.
En de Kerstman dan?
In sommige landen ligt Sint-Niklaas minder goed in de markt. Daar zweren ze bij Santa Claus, een verengelsing van … Sinterklaas. Hij mag dan wel uit het hoge noorden komen, hij brengt ook speelgoed mee en dropt dat rond Kerstmis door de schouw onder de kerstboom. Een echte kunstenaar dus, en dat allemaal vanop zijn vliegende slee met rendieren. De commercie heeft dat link uitgebuit, want voor sommige ouders is december een erg dure maand. Buiten de rekeningen die deze maand arriveren voor verzekeringen en belastingen, komen de Sint en de Kerstman er nog bovenop. En de kinderen vinden dat normaal want voor hen zijn dat twee verschillende gulle types. En dat beide figuren ten overvloede aanwezig zijn op voetbalwedstrijden, feesten, personeelsetentjes, in alle grootwarenhuizen tot in winkels voor ondergoed toe, op straat als in de school, bij de mutualiteit en bij de vakbond, bij oma en opa, peter en meter en dat tweemaal op één maand, schijnt hen niet te deren en wordt door de handel gestimuleerd. Ooit kwamen we beiden tegelijkertijd tegen op de Sint-Truidense Haspengouwmarkt, en dat leek ons toen wel geen beetje van het goede teveel. Er zouden ook grenzen moeten komen aan het ongebreidelde gedrag van de speelgoedindustrie. Maar daar hebben de kinderen geen boodschap aan.