Op 16 augustus 1906 werd in Sint-Truiden Edward Maria Wivine Loos geboren. Niets liet toen vermoeden dat Edward later componist, muziekpedagoog, dirigent, beiaardier en organist zou worden. Ware er niet zijn vader Hubert Aloyse Loos die op dat ogenblik organist en koster was aan zowat alle kerken in de stad Sint-Truiden.
Het was bij zijn vader dat Edward de eerste orgel- en muziekles kreeg. Nauwelijks 15, in 1921, studeerde hij aan de Limburgse orgelschool in Hasselt waar toen Arthur Meulemans directeur was. Het jaar voordien was hij ook gestart met een opleiding als diamantslijper.
Zelf organist in het spoor van vader
Omdat hij regelmatig zijn vader verving, kreeg hij al in 1918 een eerste aanstelling als organist in de Sint-Gangulfuskerk en in 1920 in de kerk van de redemptoristen op Stenaertberg. In 1925 werd hij ook organist van de Onze-Lieve-Vrouwkerk en dat bleef hij 30 jaar en daarnaast was hij vanaf 1930 dirigent van het Gregoriuskoor.
Naar de beiaardschool
In 1932 trok Edward Loos naar Mechelen, naar de beiaardschool en haalde er zijn diploma met de grootste onderscheiding in 1935 en liet hij zich opmerken als improvisator aan het orgel. Voortaan zou zijn aandacht vooral gaan naar de compositie. Hij werd nog muziekleraar (1942) en organist (1945) aan het Kleinseminarie (nu Hasp-O Centrum).
Toen de oorlog gedaan was, werd hij muziekleraar aan de Stedelijke Muziekacademie voor piano en samenzang en in 1958 volgde hij Anatole Van Asche op als stadsbeiaardier. Maar hij was daarenboven een begenadigd componist.
Grote voorbeeld: Stravinsky
Zonder zijn beiaardmuziek heeft hij 300 werken op zijn naam en kreeg daarvoor meerdere onderscheidingen. Hij schreef muziek voor harmonie- en fanfareorkest, elf missen, twee cantates en een Te Deum, toneelmuziek, werken voor koor en orgel, liederen en talloze beiaardstukken. Edward Loos componeerde, in de traditie van de Vlaamse School, met een laatromantische en enigszins devote stijl, ontvankelijk voor harmonieuze kleuren en andere stijlen. Stravinsky boeide hem uitermate zodat, naar het einde van zijn leven toe, zijn werken ook moderne trekken vertoonde.
Muziek op poëzie en poëzie op muziek
Loos schreef ook een vijftiental Gezelleliederen waarvan het eerste al ontstond toen hij 13 was. In 1930 nam hij de leiding op zich van het Gregoriuskoor. Onder zijn leiding kende het koor een groot succes en in 1961 werd het uitgebreid van een mannenkoor tot een volwaardig gemengd koor. Edward bleef dir koor leiden tot aan de vooravond van zijn dood. Veel van zijn koorwerken schreef hij trouwens ook voor “zijn” koor.
We kennen Edward Loos minder als dichter-verzenmaker. Zijn versjes beschouwde hij als “enkele grepen uit de muziekgeschiedenis”. Enkele voorbeelden:
Beethoven
Man van het zwaarwichtig accoord
Wie heeft niet van uw vijfde gehoord
Wie kent er niet uw Album blad?
Was ’t Elise die gij zo aan bad.
Strawinsky
Strawinsky sakkerde, de Lente is weer voor bij
Petroesjka, zij danste als een vuurvogel in Mei
Een soldaat zong wat verzen als hij er tijd voor had
Stopte zijn oren als er een dissonant in zat.
Smetana
Op ‘De Moldau’ vaarde Smetana, en tuurde naar het strand
Hij zag Cecilia komen met bloemen in haar hand,
Toch was het hem droef te moede, ‘k zit met die ‘Verkochte bruid’
‘Smetana zei z’n moeder; sinds uw doofheid spreekt gij zo luid.
Meester-improvisator
Na één van de concerten van Edward Loos schreef de recensent van “De Nieuws Gids”: “Weinig luisteraars zullen hebben bevroed dat de partituren van het uur-lang concert met eigen werken van de heer Loos uit één enkel blad notenpapier bestonden. Het feit is dat wij in Edward Loos een Limburgse meester bezitten, die naar zijn eigen woorden, tijd noch lust heeft de werken die in zijn hoofd en vingers staan gegrift, op papier neer te schrijven. Hij verkiest veel meer ze, naargelang zijn fantasie en inspiratie van het ogenblik, telkens opnieuw te scheppen en te variëren.”
Edward Loos overleed op 23 januari 1968, vrij jong nog, in de leeftijd van 61 jaar in Sint-Truiden. Zijn twee zonen Luc en Lode zijn ondertussen ook al overleden. Lode (1936-2018) was raadsheer bij het Arbeidshof in Antwerpen en erevoorzitter van het Gregoriuskoor. Luc (1939-2012) was lid van het Gregoriuskoor. Beide zonen gaven dus mee gestalte aan het Gregoriuskoor, het levenswerk van pa Edward.