Het kerkhof van Sint-Truiden is meer dan een kerkhof, het is een georganiseerd park met een verscheidenheid aan vegetatie en grafmonumenten, het ene al groter dan de andere, nog maar eens het bewijs dat zelfs de doden niet gelijk aan mekaar zijn, niet alleen 200 jaar geleden, maar ook nu nog! 

De begraafplaats van Schurhoven is meer dan zes hectaren groot. De graven, columbaria en strooiweides zijn onderverdeeld in zowat 40 verschillende zones. Het grootste gedeelte van de stedelijke begraafplaats van Sint-Truiden wordt ingenomen door stenen grafmonumenten en grafkelders. Zij zijn meestal bestemd voor een echtpaar of voor een ganse familie.

Waarschijnlijk het oudste graf op het Truiens kerkhof van burgemeester Trudo-Lamber Simons.

Naast eenvoudige zerken die enkel de familienaam en de overlijdensdatum vermelden, treft men er pronkerige monumenten aan die het aanzien en de hoge afkomst van de overledene moeten vereeuwigen. Functies en hoge ambten, die de overledene heeft bekleed tijdens zijn leven, titels en lidmaatschappen van belangrijke verenigingen en liefdadigheidsinstellingen worden opgesomd. De hogere burgerij wordt er vertegenwoordigd door lokale politici: burgemeesters (Moreau, vanden Berck, Delgeur, Vanvinckenroy, Cartuyvels). Een uitzondering: oud-burgemeester Trudo Lamber-Simons, gestorven in 1779 in de leeftijd van 46 jaar, rust onder een sober hardstenen grafkruis. Verder vinden we er schepenen, gemeenteraadsleden, vrederechters (de Creeft en Portmans), geneesheren, notarissen (Moreau, Van Ham, Aerts, Stas, Coemans en Willems), officieren en suikerfabrikanten, baronnen en ander adellijk spul.

De sjieke monumenten kwamen uit la Wallonie, Bruxelles en Anvers
De gegoede burgerij van Sint-Truiden bestelde haar grafmonumenten veelal bij Waalse en Brusselse leveranciers met ronkende namen. Hun inscripties of namen vindt men terug op volgende graven: “J. Jamoulle, Liège” (deken Cartuyvels); “O. Paternotte à Bruxelles” (pastoor Keesen); “Leclercq à Bruxelles” (R. de Stappers); “J. Chabot Père. Entrepreneur à Robermont, Liège” (W. Portmans-Fabry); “Degay Bruxelles” (Larock); “J.Bte Colinet à Feluy” (Jorez); “Cl. Jonckheer, Anvers” (Copis-Polus); “Emile Decondé, sculpteur, à Soignies” (G.Baltus); “Emile Rembaux & Cie, Ecaussines” (Vanvinckenroy-Pinnoy); “L. Bruninx, sculpteur– Foucart, architecte” (Foucart); “E. Salu, Bruxelles” (Mellaerts-Blyckaerts), bijna allemaal in proper Frans.

Daarnaast werd ook beroep gedaan op Hasseltse steenkappers en eigen stadsgenoten: Harzimont uit Hasselt (Van Entbrouckx, Poulus-Vrancken en Portmans-Vanham); Bedeur uit Hasselt (Colin-Roskam); uit Sint-Truiden: Isidore Gérard (Moreau en Guillaume Mellaerts); Joseph Feront en zonen (pastoor-deken Lenaerts); Jos Stas (pastoor Jan Meeckers) en Edgar Gielen.

Nog slechts 9 kruisen van Brialmont
De soorten grafmonumenten zijn een weerspiegeling van de maatschappij met haar rangen en standen. De gewone sterveling werd begraven onder een sober gietijzeren grafkruis, dat meestal zwart geschilderd was. Ook voor de kinderen werden gietijzeren kruisen gebruikt, zij zijn meestal wit of lichtblauw geschilderd en soms versierd met een bloemenkrans die gedragen wordt door een wenend meisje. Er bleven tot op heden een aanzienlijk aantal gietijzeren grafkruisen bewaard. Zij staan verspreid over het kerkhof en zijn afkomstig van verschillende gieterijen:

  • Brialmont, Sint-Truiden (1920-199?)
  • Fonderies Tongroises, Tongeren (1900-1938)
  • Nestor Martin, Hoei (1875-1925)
  • Porta, Hoei, (1868-heden)
  • Fonderie Demoulin, Farciennes (1870-1968)
  • Fonderies Corneau, Charleville, Frankrijk (1846-heden)

De industriële productie kwam op gang omstreeks het midden van de 19de eeuw en eindigde rond 1940. Het aantal kruisen dat nog bewaard is, vermindert snel omdat zij, bij gebrek aan onderhoud, roesten. In 1992 werden door Jaak Nyssen nog veertien grafkruisen van de Sint-Truidense gieterij Brialmont opgetekend; in 1999 zijn er nog negen exemplaren bewaard. Het is moeilijk de kruisen te dateren omdat velen hergebruikt werden en omdat oude modellen vaak gekopieerd werden. Men kan, al naargelang de vorm, twee groepen onderscheiden: het volle kruis bijvoorbeeld bij Brialmont en het opengewerkte kruis. Het tweede type komt veruit het meeste voor. De kruisen zijn versierd met decoratieve en vegetatieve motieven en dragen een religieuze voorstelling: meestal de gekruisigde Christus, al dan niet vergezeld van Maria en Johannes of engelen; andere thema’s zijn: Maria op de wereldbol, God de Vader op een wolkenkrans, het doopsel van Christus door Sint-Jan, Petrus met de sleutel en de haan, Barbara met de toren; symbolen van vergankelijkheid en eeuwigheid: de zandloper, het doodshoofd, de gekruiste tibia, de asurne, rouwkransen, klimop, de palmtak, enz.

Oude beplanting zorgt voor monumentale rust
Het is vooral in dat oude gedeelte van het kerkhof dat er een belangrijke vegetatie aanwezig is. Naast de typische kerkhofplanten als gewone en Ierse klimop, buxus (Buxus sempervirens), scherpe hulst (Ilex aquifolium), Atlasceder (Cedrus libanisubsp. atlantica) en Californische schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana) vinden we er ook oude exemplaren van gewone esdoorn met bont blad (Acer pseudoplatanus ’Leopoldii‘), treurberk (Betula pendula ’Youngii‘), bruine beuk (Fagus sylvatica ’Atropunicea‘) gewone es (Fraxinus excelsior), gewone haagbeuk (Carpinus betulus), Italiaanse populier (Populus nigra  ’Italica’) en grootbladige linde (Tilia platyphyllos).

In die zin is het Truiens kerkhof ook een levend monument voor de doden, een park voor de levenden, luguber in sommige ogen, maar best te genieten en steeds bereid om zich te laten ontdekken.