Smoutebollen, of “smaatböl” gelijk ze in Sint-Truiden zeggen, is een traditioneel gefrituurd gistdeeggerecht uit de lage landen. Ze worden het hele jaar door op kermissen verkocht.

Voor vele mensen is het geen kermis geweest als ze niet langs Meiresonne gepasseerd zijn. De lekkernij wordt smoutebol genoemd omdat ze vroeger in smout werden gebakken. Een smoutebol is niet gevuld, in tegenstelling tot de Hollandse oliebol waar alle mogelijke rommel in zit.

In de Vlaamse smoutebol zit lucht
Voor de keukenprinsen en -prinsessen: als de kermis weg is, kan het ook thuis eens proberen. Het beslag wordt doorgaans gemaakt van bloem, eieren, gist, wat zout en lauwe melk of karnemelk. In plaats van gist wordt soms ook bier gebruikt, omdat hierin gist voorkomt. Het beslag dient een uur te rijzen, zodat de oliebol voldoende luchtig wordt. Oliebollen worden vervaardigd door met twee lepels een hoeveelheid beslag in een pan met hete olie te laten vallen en de zo ontstane, min of meer bolvormige oliebol bruin te laten bakken. Met behulp van een ijsboltang is het ook goed mogelijk een mooi ronde oliebol te vormen. Oliebollen worden meestal met poedersuiker bestrooid.

Smoutebollen komen uit Vlaanderen
Hollanders claimen de oliebollen, net als zovele dingen die ze van Vlaanderen kregen. Volgens de Belgische voedselhistoricus Dirk Prins komt de Hollandse oliebol van Vlaamse bodem. De Vlamingen die in de 16de en 17de eeuw wegens de godsdiensttwisten vluchtten naar de noordelijke Nederlanden zouden de receptuur van de ‘smoutebollen’ naar daar hebben meegenomen. Smout betekent varkensvet, daarin werden de bollen gebakken.

En, omdat deze rubriek de enige echte retro-rubriek is, geven we u nog het recept uit 1668 mee. Het komt evenwel wel … uit Holland.

 Om Olie-koecken te backen
Neemt tot 2 pont Tarwe-meel / 2 pondt lange Rosijnen / als die schoon gewassen zijn / laetse in lauw water wat staen zwellen : een kop van de beste Appelen / schilt die en snijtse in heel kleyne stucken / de klockhuysen wel uyt gedaen / een vierendeel of anderhalf gepelde Amandelen / een loodt Caneel / een vierendeel loots witte Gember / een weynigh Nagelen dit wel onder een gestoten / een half kommeken gesmolten Boter / een groote lepel gist / en niet wel een pintjen lauwe Soetemelck / want het moet heel dick beslagen zijn dat het beslagh noch tay om de Lepel blijft / en dan alle het andere daer in geroert en soo laten opgaen / neemt daer toe een mengelen van de beste Raep-olie / doet daer in een korst broot een halve Appel / zetter op het vier en laet het uyt branden / keert het broot en Appel altemet om / tot het zwart en hart wort / gieter dan een schootien schoon water in / en laet het dan in de lucht kout worden / en daer naer weder op ’t vier geset / als ghy die wilt gebruycken.