- In onze reeks over ‘hoe het vroeger was in Sint-Truiden’ gaat Truienaar Fred Bonaers vandaag op café
We begonnen deze reeks in café Den Teutel en ik wil daar graag nog even op terugkomen. Zo waren de ‘tournees’ er legendarisch, de ‘trakteerrondjes’, die elkaar in recordtempo opvolgden, mede door het feit dat iedereen iedereen kende. De meeste klanten zaten goed bij kas en keken niet op een frank. Wie niet kon volgen met het drinken, nam iets uit ‘de doos’. Dat was een grote blikken beschuitendoos, waar Marie en later haar opvolgster Simone, de vrouw van Jef Antoon, allerlei zoetigheden in onderbracht, zoals chocoladerepen, Zip, Marsen, kauwgom, droge worstjes en nog ontelbaar andere schatten. Enkele jaren later kwamen daar ook nog de onvermijdelijke chips bij.
Eén keer per week kwam de brouwer langs om de nodige drank te leveren en een keertje meer om het café van ijs te voorzien. In mijn prille jeugdjaren waren elektrische bierkoelinstallaties nog geen schering en inslag in de toenmalige herbergen en werd het bier nog koel gehouden met grote rechthoekige ijsblokken die door de brouwersgasten, met indrukwekkende ijstangen uit de koelwagen gehaald werden en in het café in de koelinstallatie gelegd werden. Daar werden die blokken klein gehakt door de waard, om zo een betere verspreiding van de koeling te krijgen. Soms glipte een dergelijk ijsblok bij het uitladen wel eens uit de tangen en viel dan in honderden stukjes uit elkaar op de kasseistenen. De paarden die de ijskar trokken bleven bij dit alles altijd stoïcijns kalm. Ook de bakker, de melkboer en de kolenhandelaar kwamen regelmatig in de straat om de mensen te bevoorraden. En ook zij deden dit met paard en kar. Van deze drie was de kolenhandelaar het spectaculairst. Bij het lossen van zijn kolen, die zich netjes volgens soort en volgens gewicht in grote jutten zakken bevonden, had hij een jas met kap aan, die hem tegen het kolengruis beschermde, wanneer hij handig met een boog het goedje aan het keldergat in kieperde, daarbij tijdig de zak tegenhoudend, om te vermijden dat hij mee in de kelder viel. Al die paarden lieten onvermijdelijk regelmatig hun vijgen op de straatstenen vallen. Maar daar maalde niemand om. In tegendeel zelfs. De meeste mensen hadden wel een tuintje achter het huis en gebruikten deze uiterst natuurlijke producten als meststof voor hun planten.
Aan het andere uiteinde van de straat en aan de tegenovergestelde straatkant, veranderde het café wel eens een keer van uitbater en dus van naam, maar die zijn of nooit opgenomen in mijn geheugen of spoedig uitgewist. Voor zover ik mij herinner, heb ik er, om een mij totaal ongekende reden, nooit een voet binnengezet. Eén van de uitbaters heette Moonke. De kerel mocht zijn eigen dranken ook wel en had hierdoor behoorlijk regelmatig ruzie met zijn vrouw. Moonke werkte overdag echter buitenshuis en nam dan zijn boterhammen en zijn ‘bidong’ mee naar het werk. Na één van de vele ruzies had zijn vrouw voor een verrassing gezorgd. Zijn boterhammen, die zij altijd, niettegenstaande alles, bleef voor hem klaarmaken, hadden op een dag als beleg telkens een bierkaartje met daarop respectievelijk hesp, kaas en ‘sassis’, want worst kwam blijkbaar niet voor in haar woordenschat. ’s Avonds zat het er uiteraard weer bovenarms op.
Het kruispunt waarop dit café zich bevond had op drie hoeken een huis en op één hoek een hoge, blinde muur om een tuin. Deze situatie is vandaag nog altijd identiek. De huizen zijn weliswaar wat opgeknapt, maar bleven onveranderd en ook de muur om de tuin ziet er nog altijd uit zoals toen ik nog een kind was. In die tijd was de straatverlichting echter nog bijlange niet wat ze nu is. Op dat kruispunt vertrok er vanaf elk huis en vanaf een paal die tegen de blinde muur stond, een stalen kabel en precies in het midden, waar die kabels elkaar kruisten, op een vijftal meter boven de kasseien, hing er één enkele lamp, als een soort lichtbaken in donkere winteravonden. In die tijd was het ’s avonds en ’s nachts nog echt donker buiten, en was zo een lamp een echt hulpmiddel. Menig late wandelaar, terugkerend van een avondje stappen, heeft gretig gebruik gemaakt van deze bakens om veilig thuis te geraken.
©Fred Bonaers
- Truienaar Fred Bonaers is mede-auteur bij De Godfried (https://www.godfriedbomans.nl/) en auteur van de twee boeken ’40-’45 Sint-Truidense getuigen. Via zijn stukjes in TruiensNieuws vertelt hij over hoe het vroeger was in onze mooie stad. In deze eerste reeks brengt Fred het verhaal van zijn eigen straat, waar hij woont in het ouderlijk huis van zijn vader en daarvoor van zijn grootvader, in de Lepold II straat.