Ik wilde u vandaag iets vertellen over de stoffenwinkel in de Leopold II-straat maar dat zal een weekje moeten wachten. Door over Staaf te schrijven schoot me namelijk nog wat te binnen. Niet al te proper, maar ik geef het toch maar mee.

Op een zondag in de late voormiddag, en dan werkte Staaf de likeurman uiteraard niet, stonden Bruno en Andrea (hun namen werden wat aangepast omdat de originele acteurs nog in leven zijn) in het café aan de toog. Ze gingen duidelijk naar een zomerse buitenactiviteit, want Bruno had een mooi, gebroken wit maatpak aan, met de daaronder wonderwel bijpassende witte schoenen, terwijl Andrea gekleed ging in een bloemrijke jurk met een voor die tijd behoorlijk gewaagd decolleté. Bruno was een inwijkeling uit de Kempen en sprak dus het lokale dialect niet en in die tijd verstond hij het ook nog niet. Staaf, die op zondag voormiddag altijd zijn Tekkel even uit liet, maakte dan van die gelegenheid gebruik om bij Marie binnen te springen. Helaas deed hij dit telkens vooraleer het beestje zijn behoefte had gedaan. Meestal bracht dat geen problemen met zich mee, behalve dan net die ene keer. Blijkbaar had het diertje iets gegeten dat hem niet al te zeer beviel, want plots kon het zich niet meer beheersen en spoot zijn eerdere maaltijd er met grote kracht langs achteren uit. Helaas en uiteraard op de prachtige gebroken witte broek en dito schoenen van Bruno. Wat er toen aan Kempense vloeken door de zaak en de straat zijn gevlogen is met geen woorden te beschrijven. Waarop Staaf laconiek zei dat hij geen woord verstond van wat de man vertelde.

Eigenlijk was Staaf zelf niet als inwoner van de stad geboren, maar kwam hij van een dorp dat toch wel een tiental kilometer meer zuidelijker, tegen de taalgrens lag. Dit bracht met zich mee dat hij wel eens een woord gebruikte dat niet meteen door zijn toehoorders verstaan werd. Wanneer hij dat merkte zei hij dan ook telkens: ‘Verstoadje mich?’ voor ‘Versta je mij?’. En dan verklaarde hij zich, zo nodig, nader. Op oudere leeftijd, toen hij al lang met pensioen was, zei hij dit echter na elke zin, maar helaas was niemand nog in staat om hem te verstaan, omdat de alcohol al zo had toegeslagen dat de man alleen nog wat kon brabbelen. Vooraleer met pensioen te gaan heeft hij nog een aantal jaren ‘op de ziekenkas gestaan’. Hiervoor moest hij om de zes maanden op controle bij een officieel aangestelde arts gaan. Heel de buurt wist steevast wanneer die controle zou plaatsvinden. Het ganse jaar liep of wandelde Staaf namelijk zonder wandelstok door de buurt, maar telkens enkele dagen voor het bewuste onderzoek zagen we hem met een mooie wandelstok, voorzichtig door de straat sloffen. Hierbij trok hij dan een meelijwekkend gezicht, wat dan weer tot heerlijke schampere opmerkingen van de buurtbewoners leidde, zoals: ‘Maar Staaf, wat zie je er slecht uit. Je hebt het toch niet in je rug zeker?’ of nog: ‘ Pas op Staaf, daar ligt een tegel wat hoger dan de andere. Zie maar dat je niet valt’ en ook: ‘ Zal ik je naar Brustem voeren. Daar masseren ze goed!’ Dan grommelde Staaf wat tussen zijn tanden en tjokte weer verder.

Eén van zijn vrienden en vaste medestander bij Marie was Lowieke de Verver.  Lowieke was, zoals het verkleinwoord van zijn naam doet vermoeden, een relatief klein kereltje die met de, zo mogelijk, nog kleinere Irma getrouwd was. En Irma was dan weer de dochter van Poldineke, die in het huis vlak tegenover het onze woonde. Zoals in vele streken in Vlaanderen, was en is het in onze stad de gewoonte de namen naar het dialect te vervormen en ze te verkorten. Zo heette Poldineke eigenlijk Leopoldine en haar buurvrouw van twee huizen verder werd Wieza genoemd terwijl ze eigenlijk Louise heette. Ook mijn moeder ontsnapte niet aan deze trend. Zij was afkomstig van Leopoldsburg en heette Charlotte, terwijl ze hier steevast Lot of Lotje genoemd werd, overigens zeer tot haar ergernis.

©Fred Bonaers

  • Truienaar Fred Bonaers is mede-auteur bij De Godfried (https://www.godfriedbomans.nl/) en auteur van de twee boeken ’40-’45 Sint-Truidense getuigen. Via zijn stukjes in TruiensNieuws vertelt hij over hoe het vroeger was in onze mooie stad. In deze reeks brengt Fred het verhaal van zijn eigen straat, waar hij woont in het ouderlijk huis van zijn vader en daarvoor van zijn grootvader, in de Lepold II straat. 

 

  • In beeld bovenaan: wie is wie? Wie staat er allemaal op de foto? Het bestand kreeg de naam ‘Gaston’ mee. Laat ons iets weten via info@truiensnieuws.be