Een jaar hebben we er weer moeten op wachten, op het goud van Haspengouw: de kersen. Voor een keer, allemaal van eigen bodem! Uiteraard is heel wat van de nostalgie uit het verleden verdwenen, de hoge plukladders, de moedige plukkers in de wei, de vrouwen aan de sorteertafel en ’s middags luisteren naar de Ronde van Frankrijk als we onze boterhammen opaten.

La temps des cerises, de kersentijd, doet ons dadelijk denken aan het liedje, gezonden door talloze chansonniers. Het is een Frans amoureus strijdlied uit 1866. Toen in de lente van 1871, na de Frans-Duitse Oorlog en de uitroeping van de Franse Republiek, de ‘Parijse Commune’ ontstond, grepen de revolutionairen overmoedig de macht, verklaarden de hoofdstad Parijs onafhankelijk, en kondigden allerlei sociale maatregelen af. De Commune duurde slechts een tweetal maanden, van 18 maart tot 28 mei 1871. Haar belegering en repressie kostten het leven aan meer dan twintigduizend opstandelingen, maar het liedje werd een evergreen. Tot zover de geschiedenis.

Waar we dit jaar duidelijk minder mee geconfronteerd werden, dat is de invoer uit de zuiderse landen, Griekenland en Turkije. Dat heeft vooral te maken dat ook hier de vroege rassen, weliswaar iets meer barstgevoelig, aangeplant werden zoals de Burlat en de Sweet Early. Want van de oude kersensoorten zoals Franse, Witte Bigarreau, Hedelfinger is al enige tijd geen sprake meer. Maar de kersen worden er wel dikker en sappiger op, en dus lekkerder, zowat het allerbeste snoepgoed ter wereld!

Dus een goede raad: als je kersen koopt, kijk eerst naar het land van herkomst en koop kersen van onze eigen fruitboeren, die net als onze eigen handelaars en onze eigen horeca uitbaters alle steun verdienen. ‘Eigen volk eerst’ mag dan wel een zeer geladen slogan zijn, maar hier geldt die wel!

Luister hier even naar het liedje, dat je zeker kent!