Van de Tongerststeenweg in Rijkel, richting Helshoven ligt een straat, de Dionysius van Leeuwenstraat. Het laatste huis van de straat is brasserie Oud Ryckelen en verder vinden we er ook de kerk en het kasteel. Geen onbelangrijke straat dus, en daarom gingen we op zoek naar die Dionysius van Leeuwen: wie was hij, wat bezielde hem en waarom kreeg hij een straatnaam? 

Dionysius (of Dennis) van Leeuwen werd geboren in Rijkel in 1402 of 1403. Dat kunnen we afleiden uit zijn vermelding in zijn boek De Meditatione: “En dit werkje heb ik voltooid in mijn 67ste levensjaar, in het jaar des Heren 1469”. Hij stamde uit een adellijk geslacht, volgens zijn biografen. Over zijn jeugd is er weinig belend behalve dat hij zijn eerste onderricht kreeg in de kloosterschool van Sint-Truiden.  

Een zeer ondeugende jongen
In zijn commentaren op het boek Genesis schrijft hij over zichzelf: “Ik was een zeer ondeugende jongen, die vaak op het veld vocht met andere jongens die daar vee hoedden. Mijn ouders waren eenvoudige en arme maar fatsoenlijke en gelovige mensen.” Het gezin waarin Dionysius opgroeide, telde twee jongens en twee meisjes. Uit een aantekening, in een bewaard gebleven missaal uit Rijkel weten we dat zijn broer Joannes heette en later trouwde met een zekere Dyna. Hun oudste zoon Henricus werd kruisheer. Ook de twee zussen zijn gehuwd geweest, maar waren al vroeg weduwe. Het zou best kunnen dat hij na zijn vertrek naar Zwolle, waar hij naar de stadsschool ging, zijn familie nooit meer terug gezien heeft, tenzij zijn vader, in een visioen waarin hij hem uit het vagevuur haalde. 

Te jong voor het klooster
Als tiener meldde hij zich aan bij de kartuizerkloosters van Zelem en Roermond, maar hij werd geweigerd omdat ze hem te jong vonden en dus besloot hij, op advies van de kartuizers van Roermond zijn studies verder te zetten aan de universiteit van Keulen waar hij in 1424 de graad van ”Magister Artium” behaalde. Daar werd hij en in zijn wijsgerige vorming sterk beïnvloed door de kerkvader Thomas van Aquino. 

Na zijn studies ging hij weer naar de kartuis van O.-L.-V. van Bethlehem in Roermond en werd er procurator, de verdediger van de belangen van het klooster in de buitenwereld. In die functie verbleef hij ook al eens in het buitenland tijdens visitatiereizen en trips naar het generale kartuizersklooster La Grande Chartreuse en als raadsman van talrijke kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en vorsten. Maar het grootste gedeelte van zijn religieus bestaan bracht bij door in stilte in zijn kartuizer kluis in Roermond. Daar stierf hij ook op 12 maart 1471 en hij werd in het klooster begraven. Zijn schedel wordt nog steeds bewaard in de voormalige kartuizerskerk, nu de Caroluskapel en voorheen de kapel van het grootseminarie van Roermond. 

Een enorm literaire nalatenschap
Dionysius van Leeuwen ging door het leven als Dionysius de Kartuizer, Denis van Leeuwen, Denis van Ryckel en in het Latijn heette hij Dionysius Carthusianus. Een Latijns gezegde uit de 16de eeuw luidt: “Qui Dionysium legit, nihil non legit”. Wie Dionysius heeft gelezen heeft niets niet (dus alles) gelezen. Hij schreef over zowat alles wat er in zijn tijd bekend was. Zijn geschriften gaan over de bijbel, theologie, de kerkvaders, filosofie van Grieken, Joden en Islam, ascese en mystiek, canoniek recht en sociaal-politieke vraagstukken. Verder schreef hij ook hymnen en beschreef hij zijn geestesvervoeringen, zijn periodes van extase. Tussen 1896 en 1913 verschenen zijn Opera Omnia, zijn verzameld werk: 44 boekdelen in 44 boekbanden. Hij zou in het totaal tussen de 116 en 142 boeken geschreven hebben. 

Brieven van God
Dionysius had een spraakgebrek. Een duivel die hij ooit wilde uitdrijven noemde hem spottend een ‘taterbek’. Maar een schrijfgebrek had hij zeker niet. Hij beschouwde zijn boeken als brieven van God. “Wij houden ons niet met lezen en studeren bezig uit tijdverdrijf of om ons geheugen vol te proppen, maar om onze geest fris te houden en te vernieuwen, om met de dingen van God bezig te zijn”, schrijft hij zelf in zijn Protestatio ad superiorem suum. 

Doctor extaticus
Na zijn dood kreeg hij de bijnaam Doctor extaticus, de extatische leraar, vanwege zijn geestesvervoeringen die tot 7 uur konden duren. Die zorgden, gecombineerd met zijn erg strenge levenswijze, voor de reputatie een heilige te zijn. Herhaaldelijke pogingen om hem zalig te verklaren, de eerste stap naar heiligheid, mislukten en de kerkelijke autoriteiten hebben hem nog steeds niet tot “de eer der altaren” verheven. En dat sluit aan met een leuze van de kartuizers: “Cartusia snactos facit, non patefacit”, de kartuis maakt heiligen maar maakt dat niet bekend. 

Als dus nog eens met de fiets Haspengouw verkent en je zoekt naar Oud Ryckelen voor een frisse pint of een pannenkoek, denk dan dat je over de straat rijdt van één van de grootste laatmiddeleeuwse mystici uit de geschiedenis rijdt, die het echter nooit tot heilige schopte, precies omdat hij ‘maar’ uit Rijkel kwam. En of u of ik zijn boeken ooit zullen lezen, valt ook zeer te betwijfelen.