Doctor is in de meeste landen de hoogste academische graad die een persoon kan verwerven aan een universiteit. Het behalen van deze graad wordt aangeduid als een (wetenschappelijke) promotie en vindt plaats op basis van wetenschappelijke kwalificaties, waarvan het publiceren van een proefschrift doorgaans het belangrijkst is. Voor alle duidelijkheid, het is geen arts of geneesheer. In Gingelom kwamen we er een tegen met een voor die tijd speciale levenswandel: doctor August Kempeneers, priester, doctor, dwarsligger, auteur en geschiedkundige.
Klein-Vorsen ligt even ten zuiden van de kern van Montenaken (Gingelom) en mag je zeker niet verwarren met het “grotere” Vorsen dat je nog meer zuidelijk, enkele kilometer toch, vindt.
Dr. Kempeneers werd in Klein-Vorsen geboren in 1812 als jongste zoon van het deftig en welstellend landbouwersgezin van Jan-Pieter Kempeneers, gehuwd met zijn nicht Maria-Elisabeth Kempeneers. Tijdens het Hollands bewind van 1825 tot 1830 deed hij zijn humaniora aan het college van Sint-Truiden en daarna nog 5 jaar studie aan het Grootseminarie van Luik waar hij op 16 augustus 1935 tot priester gewijd werd.
Naar Leuven
Nog in datzelfde jaar stuurde zijn bisschop Mgr. Van Bommel, hem naar de pas heropgerichte universiteit van Leuven om er theologie te studeren. De jonge priester en boekenwurm werd al in 1838 gepromoveerd tot universitair hulpbibliothecaris, promoveerde in 1839 tot licentiaat en doctoreerde in 1841 op een toen zeer geladen onderwerp: het Pauselijke Primaatschap. We zaten toen in de volle strijd voor de eenmaking van Italië, en de paus was daar het grootste struikelblok voor. Zowel in Leuven als in zijn geboortedorp werd de eerste doctor canoniek recht van de prille Katholieke Universiteit duchtig gevierd. In Montenaken kwam er zelfs bij die viering vuurwerk te pas.
Weer naar Luik
Twee maanden na zijn promotie vinden we August Kempeneers terug in het seminarie in Luik, als leraar canoniek recht en kerkgeschiedenis. Later kreeg hij ook nog de cursus christelijke oudheidkunde op zijn bord. De carrière van Kempeneers ging steil omhoog. In 1845 werd hij lid van de bisschoppelijke raad en synodaal examinator en in 1851 werd hij nog bibliothecaris van het seminarie.
Heibel met de opvolger van Van Bommel
Kempeneers stak zijn gematigde denkbeelden, ook in de lessen, nooit onder stoelen of banken, vooral als het ging over het vreedzaam samenleven van de Kerk en de liberale Belgische Staat. En dat brak hem zuur op, want de opvolger van Van Bommel, de aartsconservatieve Théodore de Montpellier in 1852 bracht weinig waardering op voor de briljante beschermeling van Van Bommel en in 1854 wilde hij Kempeneers “wegpromoveren”. Zo ver mogelijk van alle politiek gewoel, zo ver mogelijk van Luik: hij zou namelijk pastoor van Bocholt worden. Maar Kempeneers bedankte feestelijk, nam ontslag uit al zijn functies en trok zich, gekrenkt maar waardig, terug bij zijn oude moeder in Klein-Vorsen. Hij was toen nog maar 42 en in ‘de fleur van zijn leven’.
Historisch opzoekingswerk en publicaties
De resterende 45 jaar van zijn leven wijdde dr. Kempeneers aan geschiedkundig research en publiceerde hij vooral over zijn geboortestreek. In 1859 publiceerde de Koninklijke Academie zijn studie over de Burggraven van Montenaken. Twee jaar later verscheen zijn levenswerk: een studie over de Vrijheid Montenaken, een kanjer van 1.000 pagina’s.
Maar Kempeneers ging ook fysiek aan het werk in de geschiedenis. De daaropvolgende jaren leidde hij, samen met Henri Schuermans, de grootscheepse opgravingen die voor het eerst het Romeinse verleden van Haspengouw blootlegde door het onderzoek van de vele tumuli (Romeinse grafheuvels) die er in de omgeving stonden. Zijn laatste werk was een vulgariserende studie over het heiligdom van Steps (Montenaken) in 1887.
Een man met een overtuiging
August Kempeneers was geen kamergeleerde: hij streed voor zijn overtuiging en nam vaak publiek stelling. Als religieus geïnspireerd flamingant die de Vlaamse christen vooral wou behoeden voor de liberale en antiklerikale ideeën van de oprukkende Franse cultuur durfde hij het ook om in zijn boeken de volkstaal te gebruiken zoals hij deed voor zijn studie over de Vrijheid Montenaken. Ook in de gemeente gooide hij geregeld de knuppel in het politieke hoenderhok: de huidige Stepskapel en de Sint-Rumolduskapel (op dit ogenblik cultuurcentrum Den Dries) zouden er zonder zijn actief lobbywerk nooit gekomen zijn.
“Lauda post mortum”
Kempeneers schreef ooit de uitspraak “Lauda post mortum”, lofbetuigingen komen pas na de dood. Ook hierin had hij gelijk, want het duurde tot in 1963 tijdens de Stepsfeesten, die hij door Montenaken gehuldigd werd met een straatnaam en een monument op de Groenplaats in Klein-Vorsen. Rijkelijk laat, maar meer dan verdiend!