Carnaval is van oorsprong een gekerstend heidens volksfeest. Het valt binnen de christelijke traditie op de zondag, maandag en dinsdag direct voorafgaand aan de vastentijd van 40 dagen. In Nederland wordt alleen door katholieken gevierd, voornamelijk in het zuiden. Maar in België en het katholieke Rijnland in Duitsland wordt uitbundig carnaval gevierd. Carnaval is bij uitstek het feest van zotheid, spot en uitbundigheid.   

Op Aswoensdag wordt carnaval afgesloten, maar de tradities verschillen per regio. In Limburg wordt carnaval ook wel vastelaovend genoemd, vernoemd naar de vastentijd. Het Limburgs carnaval is meer verwant aan het Venetiaans carnaval. En meestal wordt het carnaval begraven met een laatste stuiptrekking van zotternij en overgave aan spijs en drank op Vette Dinsdag met worstenbroden en haringen  

Italiaanse oorsprong?
De meest waarschijnlijke oorsprong van het woord carnaval ligt in het Latijnse carnem levare), wat ‘opheffen van het vlees’ betekent, stoppen met vlees eten. Men beweert ook dat het woord zou zijn afgeleid van carrus navalis (Latijn voor scheepskar, waarmee dan specifiek wordt gedoeld op het narrenschip). Deze verklaringen zijn geen van alle erg houdbaar gebleken, met name vanwege het al in de 10e tot 12e eeuw voorkomen van de Italiaanse vorm carnelevale.  

Andere benamingen
Er bestaan regionaal allerlei verschillende benamingen voor het feest. In de Belgische en Nederlandse provincies Limburg en het aangrenzende Duitse Rijnland heet het Vastelaovend, in Sint-Truiden Vesteloovet   

Antropologisch gezien is het carnaval voor alles een omkeringsritueel, waarin maatschappelijke rollen worden omgedraaid en normen over gewenst gedrag worden opgeschort: bazen worden knechten, armoezaaiers rijkeluiskinderen, ongelovigen worden pastoors. Het dragen van maskers zou oorspronkelijk verband hebben gehouden met verering van overleden voorouders.  

Integratie binnen het christendom 
Toen in heel Europa vanaf de late oudheid het christendom opkwam, probeerde men al deze traditionele, “heidense” gewoonten in eerste instantie te onderdrukken. Toen de Rooms-Katholieke Kerk niet goed in staat bleek om de traditionele lentefeesten te onderdrukken, werd tijdens het Concilie van Benevento (1091) besloten dat de feesten in plaats daarvan voortaan hun eigen plek zouden krijgen binnen de christelijke liturgie, waarbij Aswoensdag voortaan het begin was van de 40 dagen durende vastentijd. Dit laatste was namelijk ter herdenking van de 40 dagen die Jezus volgens het Nieuwe Testament in de woestijn vastte. Het carnaval ging hierdoor dus bij uitstek gelden als de laatste mogelijkheid om zich nog te buiten te gaan voordat de vastentijd − een periode waarin men zich juist beperkte tot het minimaal noodzakelijke − begon. In deze zelfde periode, en vermoedelijk mede doordat de kerk het nu had toegestaan, kwam de viering van carnaval echt tot wasdom, onder meer in de grote Italiaanse steden   

Het carnaval was voor alles een eetfestijn. Op “vette dinsdag” voor de vasten werd al het vet, dat er nog in huis was, opgemaakt, voordat het zou gaan bederven. Het oorspronkelijke idee hierachter was dat alle weldadigheid de voorbode was van een goede oogst.  

Middeleeuws Europa
In de middeleeuwen werden tussen de 12e en 16e eeuw werden ‘Narrenfeesten’ gevierd, enigszins vergelijkbaar met het carnaval. Een van de oudste schriftelijke vermeldingen van ‘Fastnacht’ bevindt zich in de Kroniek van Speyer uit 1612, waarin verteld wordt dat het in 1298 al werd gevierd.  

Met de opkomst van de reformatie kwam het carnaval opnieuw zwaar onder vuur te liggen vanuit de protestantse kringen. Met name Calvijn keerde zich fel af van de carnavalsvieringen. De protestanten wilden er niet van weten!  

Dankzij de terugkerende dominantie van het katholicisme maakten de carnavalsvieringen vanaf de 19e eeuw in veel Europese landen toch weer een herleving door. In deze tijd begon het carnavalsfeest pas echt te lijken op wat het tegenwoordig is. De vieringen kregen nu een meer georganiseerd karakter dan in vroeger tijden. Het zich verkleden als beroemde of historische figuren werd een belangrijk onderdeel, evenals de lange carnavalsoptochten en bijbehorende confetti.  

In de lente van 1940 was het leger gemobiliseerd. Omwille van de oorlogsdreiging werd aan het carnaval grote beperkingen opgelegd. Maskers waren verboden omdat niemand onherkenbaar mocht zijn. En men zag overal spionnen van Hitler!  

Datum van carnaval
De carnavalsdatum vindt zijn huidige oorsprong in de kerkelijke kalender, die gerekend wordt vanuit eerste paasdag. Paaszondag is, volgens het Concilie van Nicaea van 325 na Christus, de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente. De vastentijd begint 40 dagen voor eerste paasdag, waarbij zondagen niet meetellen. De eerste carnavalsdag valt dan zeven weken voor eerste paasdag. Carnaval begint officieel op zondag.  Pasen kan op zijn vroegst op 22 maart vallen en op zijn laatst op 25 april. Als gevolg daarvan is de vroegst mogelijke datum voor carnaval 1 februari, en de laatst mogelijke datum 9 maart.  

België
In België wordt carnaval op vele plaatsen gevierd. Dit gebruik bestond al in de late middeleeuwen. In Henegouwen dateert de carnavalstraditie minstens van de 14e eeuw. Er zijn echter steden waar het niet meer bestaat, zoals in Gent en Brussel. Carnaval wordt gevierd op zondag en maandag of soms van zondag tot woensdag. In sommige steden vindt op woensdag een ‘popverbranding’ plaats. In de stoeten lopen soms wel 70 groepen door de straten. Traditioneel krijgt Prins Carnaval tijdens carnaval symbolisch de macht over de stad.   

Ilse Uyttersprot, burgemeester van Aalst die de geschiedenis in ging als de torenpoeper

In Limburg gaat het meestal om eerder passieve voorbijtrekkende optochten met het accent op rijkelijk uitgedoste deelnemers en praalwagens. Op zondag 9 maart 1851 trok de eerste carnavalsstoet door de straten van Aalst en daar is carnaval heel anders ingevuld, met satire, sarcasme, opstandigheid, dwarsliggen om de politiek te karikaturiseren. 1851 wordt echter niet erkend omdat dit geen georganiseerde stoet was. Een georganiseerde stoet was er pas in 1923 te Aalst. Naar verluidt zou de oudste georganiseerde Vlaamse stoet in Maaseik rondgetoerd hebben in 1875. 

Rijnlands carnaval
In Vlaanderen viert Limburg het Rijnlands carnaval, zoals in Duitsland, maar het grensgebied van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant kent een meer anarchistisch straatcarnaval met als goed voorbeeld carnaval Aalst. Aan de Aalsterse zondagsstoet nemen meer dan 70 plaatselijke groepen deel, met elk jaar een ander lokaal, nationaal of internationaal thema dat ze hekelen met praalwagens. Losse groepen haken in op de allerlaatste actualiteit. De dinsdag is er een Voil-Jeanettenstoet: in vrouwenkleren gestoken mannen met kinderkoets, kapotte paraplu en haring in een vogelkooi zijn dan meester van de straat.  

Niet iedereen kan ermee lachen
Na controverse over een praalwagen met stereotypen van joodse mensen in Aalst werd er zelfs een procedure gestart om het carnaval van de lijst van werelderfgoed van Unesco te verwijderen. Unia, de instelling die zich bezighoudt met gelijke kansen en racisme, deed zijn beklag en in december 2019 liet de stad Aalst weten dat ze zelf van de UNESCO-lijst geschrapt te willen worden: carnaval ten top, je-m’en-fou en anarchie op zijn best 

Ook het lanceren van ‘carnavalsbier’ met de benaming Jeanet in Sint-Truiden ter gelegenheid van carnaval gaf ook al aanleiding tot een melding bij Unia. ”Dit is ongepast en als homoseksueel voel ik mij hierop aangesproken. De term is beledigend voor alle holebi’s”, lazen we toen met enige huiver voor de vrije meningsuiting die zeker geldt rond carnaval.  

Het narrenschip van Sint-Truiden
Sint-Truiden heeft al een lange traditie met carnaval, en zeker met de carrus navale De vrome abt Rodulf in Sint-Truiden zag in 1133 het schip vanuit Keulen in Sint-Truiden arriveren,“omstoeid door een volkje van zulk een laag allooi, het visioen van naderend onheil”, lezen we in de Kroniek van de Abdij van Trudo. Er werden volgens de brave abt boze geesten meegevoerd. Hij liet met enige medestanders beslag leggen op het narrenschip die hij als een uiting van ‘bestialiteit en heidendom’ zag. De feestvierders klaagden dat ze werden gediscrimineerd. En de monniken beklaagden zich, dat er ‘christen-onwaardige liederen’ op allerhande muziekinstrumenten ten gehore werden gebracht. “’s Avonds dansten”, schrijft de abt, “halfnaakte vrouwen met loshangende haren bij het ‘land-schip’. Wel duizend mensen feestten de hele nacht. De heidense feesten duurden meer dan twaalf dagen. Daarna werd het narrenschip naar Zoutleeuw gesleept.” De abt van Sint-Truiden als tegenstander van het narrenschip als voorloper van Unia in zijn censuur van het carnaval in Aalst? Misschien, maar dat was wel bijna 900 jaar geleden!