Antistoffen bij kinderen en schoolpersoneel
In maart 2021 had 17,5% van de leerlingen en 19,0% van het schoolpersoneel in de lagere school en in de eerste graad van het middelbaar onderwijs antistoffen tegen het coronavirus. Dit is voor beide groepen ongeveer 4% meer dan tijdens het eerste testmoment dat plaatsvond tussen december 2020 en januari 2021. Deze stijging is mogelijks het effect van de 3de golf en het opduiken van nieuwe virusvarianten.

Verder laten de resultaten uit het tweede testmoment zien dat leerlingen in de lagere school (17,1%) ongeveer evenveel antistoffen hebben als leerlingen in de middelbare school (18,0%). Er is wel een statistisch significant verschil tussen schoolpersoneel in de lagere school enerzijds (22,5%) en in de middelbare school anderzijds (14,9%). Hetzelfde geldt voor het personeel in het lager onderwijs (22,5%) en de lagereschoolkinderen (17,1%). Er is echter geen statistisch significant verschil tussen het personeel (14,9%) en de leerlingen (18,0%) in het middelbaar onderwijs. De regionale verschillen in de aanwezigheid van antistoffen bij de leerlingen en het schoolpersoneel blijven duidelijk. Deze verschillen weerspiegelen de hogere doorgemaakte infectiegraad in Brussel en Wallonië in vergelijking met Vlaanderen.

In een bevraging bij de studie rapporteerde 4% van de leerlingen en 11% van de personeelsleden een bevestigde infectie met het coronavirus te hebben doorgemaakt. Tien deelnemers (1,5%) van het schoolpersoneel kregen een eerste vaccinatiedosis. Bij de leerlingen werd nog niemand gevaccineerd. De studie van Sciensano in samenwerking met de KU Leuven duurt tot het einde van het schooljaar. Dezelfde groep leerlingen en personeel wordt tussen half mei en half juni een derde keer getest. De steekproef is representatief voor alle leerlingen en schoolmedewerkers in België.

Antistoffen bij de Belgische bevolking
Voor de evolutie van de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus bij de volwassen Belgische bevolking, baseren we ons op de bloedanalyses van Belgische bloeddonoren, maar ook op de eerste resultaten van de nieuwe SalivaHIS-studie.

Sciensano startte recent een nieuwe studie op, SalivaHIS, waarbij een willekeurig gekozen groep van de volwassen bevolking in België uitgenodigd wordt om bij zichzelf een speekselstaal af te nemen en dat per post terug te sturen. Vervolgens onderzoekt Sciensano deze stalen om na te gaan hoeveel procent van de volwassen Belgische bevolking reeds in contact kwam met SARS-CoV-2 of werd gevaccineerd tegen COVID-19. Uit de eerste resultaten blijkt dat in de eerste helft van april 28,9% van de volwassen Belgische bevolking antistoffen had tegen het coronavirus. Bij de deelnemers die rapporteerden nog niet-gevaccineerd te zijn, had 19,4% antistoffen. Om de evolutie van aanwezigheid van antistoffen in de tijd op te volgen, wordt het onderzoek herhaald na 3 en 6 maanden.

Daarnaast onderzoekt Sciensano in samenwerking met Rode Kruis-Vlaanderen en le Service du Sang de la Croix-Rouge sinds 30 maart 2020 de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus bij Belgische bloeddonoren. Uit de laatste beschikbare analyses van begin februari 2021 blijkt dat 20.3% van de Belgische bloeddonoren antistoffen heeft. De meest recente resultaten zijn steeds beschikbaar op het Epistat Dashboard(externe link). De studie loopt tot eind 2021 om de trend in opbouw van immuniteit verder op te volgen.

Antistoffen bij de gezondheidswerkers
Bij gezondheidswerkers is de situatie heel anders omdat deze groep vanaf half januari 2021 massaal werd gevaccineerd. Eind april 2021, had 97% van de gezondheidswerkers in de Belgische ziekenhuizen en 84,1% van de eerstelijnszorgverleners antistoffen tegen het coronavirus. Deze hoge percentages zijn vooral het gevolg van vaccinatie. Tussen december 2020 en begin januari 2021, dus net voor de start van de vaccinatiecampagne, had ongeveer 20% van de gezondheidswerkers in ziekenhuizen en 15% van eerstelijnszorgverleners antistoffen. Eind april kreeg 95% van de gezondheidswerkers in ziekenhuizen ten minste één dosis van het vaccin en was 91% volledig gevaccineerd. Voor eerstelijnsgezondheidswerkers was dit respectievelijk 96,6% en 81,1%.

Dit blijkt uit de bevindingen van een studie van Sciensano samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde bij ziekenhuisgezondheidswerkers (april 2020 tot april 2021) en uit de bevindingen van de CHARMING-studie van de Universiteit Antwerpen, l’Université de Liège en Sciensano bij huisartsen en andere eerstelijnszorgverleners tewerkgesteld in de huisartsenpraktijk (december 2020 tot december 2021). De meest recente resultaten zijn steeds beschikbaar op Epistat(externe link).

Gelijklopende resultaten bij algemene bevolking, kinderen en schoolpersoneel
Bij de algemene bevolking, scholieren en schoolpersoneel zagen we dus in de periode februari-april 2021 gelijkaardige percentages van personen met antistoffen, ongeveer 1 op 4 à 5 personen heeft al antistoffen tegen het coronavirus.

In de scholen zien we een mogelijk effect van de 3de golf en het opduiken van nieuwe virusvarianten op de cijfers, al blijft de trend vooralsnog vergelijkbaar met de bevindingen in de algemene bevolking. Bij de niet-gevaccineerde volwassen bevolking zien we een gelijklopend percentage personen met antistoffen in de studie bij de bloeddonoren en in de steekproef onder de algemene bevolking. Eind april 2021 zagen we ook heel duidelijk de impact van de vaccinatiecampagne op het percentage gezondheidswerkers met antistoffen tegen het coronavirus.