• Fred Bonaers vertelt verhalen over zijn jeugdjaren in de Leopold II-straat

Mijn vrienden uit die tijd, waarvan ik er vandaag nog altijd enkele regelmatig zie, woonden zowat in het zelfde huizenblok, verdeeld over een viertal straten.

Je had de al vernoemde broers ‘van de biënouër’: Paul, Gerard, die helaas al vele jaren geleden overleden is bij een verkeersongeval en Fonny, de oudste van de drie, die in één van de buitenwijken van de stad is gaan wonen en dus minder in de buurt komt. Hun ouderlijk huis, de beenhouwerij, werd enkele jaren geleden afgebroken en het perceel maakt nu deel uit van een groter appartementsgebouw. Eerder had ik het al eens over hun Pa Fons, hun grootvader. Dat was een man met heel veel zin voor humor. Hij was lid van een lokale toneelvereniging. De optredens vonden plaats in ‘ De Palace’, een toneel- en filmzaal achter de kerk op het Sint-Martensplein, naast de toenmalige ‘Post’. Hij was van veel markten thuis en had verschillende beroepen uitgeoefend. Zo was hij een tijd frituuruitbater in de Zoutstraat, nadien werkte hij als meubelmaker bij een bedrijf en toen ik hem kende was hij dus beenhouwer op de grote weg naar Tienen. Zoals meestal in winkels, bevond het woongedeelte van het huis waarin de beenhouwerij zich bevond, achter de winkel, met daarin een trap die naar de verdieping leidde, waar de slaapkamers waren. De ouders sliepen in de voorkamer, de drie zonen in de middelste kamer en Pa Fons in de achterkamer. Diens deur stond altijd open wat meebracht dat er zich af en toe een gesprek ontwikkelde tussen één van de kleinzonen en de grootvader. Gerard, de middelste van de kleinzonen, vroeg op een avond: ‘Pa Fons, hèdjé Napouleo nog gekaant?’ (…heb jij Napoleon nog gekend?), waarop Pa Fons antwoordde: ‘Jao, mene joeng, da was une verver, dee woende op de veranda.’ (ja jongen, dat was een verver, die woonde op de veranda). Soms bleven de kleinkinderen maar zaniken en had de oude man er schoon genoeg van en dan gebeurde het wel eens dat hij zei: ‘ Weit dje wa menneke, goad oer gezicht ens aatwrijve bè ne kreel.’ (“Weet je wat manneke, ga je gezicht eens uitwrijven met een baksteen!”)

Verder had je nog Guyke, die niet echt zoveel jonger dan wij was, maar wel een heel eind kleiner en dus het verkleinwoord voor zijn naam nooit meer kwijt is geraakt. Guyke woonde enkele huizen verder naar rechts van ons huis, in dezelfde straat. Hij had nog drie grotere en oudere broers, die in onze kinderjaren al een tijdje het huis uit waren. Zijn oudere broer André, woont echter nog altijd in het ouderlijk huis.

Er was ook nog Edgaar De Pessemier, gewoon Pessemier genoemd, die schuin tegenover ons woonde. Waarom al de anderen met hun voornaam werden aangesproken en hij met zijn familienaam, hebben we zelfs in die tijd niet geweten. Het was gewoon zo. Pessemier mankte wat, als gevolg van een ongeval op nog jongere leeftijd, wat hem echter niet belette om, samen met ons, een heleboel kattenkwaad uit te halen.

Meer naar links, in de richting van de Stationsstraat, woonde Benny en diens veel oudere broer Eddy. Hun ouders waren marktkramers en dus meer dan halve dagen weg van huis, wat de jongens in de vakantieperiode heel wat vrijheid, tijd en gelegenheid gaf om op avontuur te trekken. Benny had een oom die aan de rand van de stad woonde, op een braakliggend stuk grond, niet ver van het stadspark. De man woonde daar met zijn echtgenote in een, wat we nu een ouderwetse woonwagen zouden noemen. Het echtpaar was al jaren met pensioen, na een leven van rondtrekken door het land met een kermis attractie. Ze woonden nog in zo een kleurrijke woonwagen die je vandaag enkel nog in films ziet of in het programma over zingende zigeuners op de Nederlandse TV met Frans Bauer. Eigenlijk was dat voor ons verboden zone, maar net daarom trokken we waarschijnlijk regelmatig in die richting.

Aanstaande zaterdag trek ik naar de Molenstraat.

Foto © Onroerend Erfgoed

  • Truienaar Fred Bonaers is mede-auteur bij De Godfried (https://www.godfriedbomans.nl/) en auteur van de twee boeken ’40-’45 Sint-Truidense getuigen. Via zijn stukjes in TruiensNieuws vertelt hij over hoe het vroeger was in onze mooie stad. In deze reeks brengt Fred het verhaal van zijn eigen straat, waar hij woont in het ouderlijk huis van zijn vader en daarvoor van zijn grootvader, in de Lepold II straat.